Zicht op de tafelbaai bij Kaap de Goede Hoop

Zicht op de tafelbaai bij Kaap de Goede Hoop
Zicht op de tafelbaai bij Kaap de Goede Hoop (VOC Kenniscentrum, z.j.)

De kaap

De reis naar Indië duurde ongeveer acht maanden. Het was voor de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie dan ook noodzakelijk om onderweg verversingen in te slaan. Er moest nieuw drinkwater, eten en hout worden ingeslagen om verder te kunnen reizen.
Iets over de helft van de reis werd er een kaap ontdekt. Deze kaap ligt helemaal onderin Zuid-Afrika. In 1652 was het Jan van Riebeeck die namens de VOC het gebied van deze kaap in gebruik nam. In de schaduw van een berg, genaamd de Tafelberg, werd een kasteel gebouwd met de naam De Goede Hoop. Rondom het kasteel ontstond de stad Kaapstad. Zodra de schepen van de VOC deze kaap hadden bereikt, kregen zij de goede hoop om ook Indië te bereiken. Zo kreeg deze kaap de naam: Kaap de Goede Hoop.

De oorspronkelijke bewoners

Voordat de schepen van de VOC aan land kwamen bij Kaap de Goede Hoop woonde er al mensen. De bevolkingsgroep die er woonde was de KhoiKhoi, maar zo werden zij niet genoemd door reizigers van de VOC. Er kon namelijk niet gecommuniceerd worden met de KhoiKhoi, ze zagen er anders uit en hadden hele andere leefgewoontes dan de bemanningsleden gewend waren.

De KhoiKhoi hadden een eigen taal waar gebruik gemaakt werd van klikgeluiden. Het enige woord dat ontdekt werd door de reizigers van de VOC was 'Hottentot' en zo werden de oorspronkelijke bewoners Hottentot genoemd.
Er kon dus niet gesproken worden met Hottentot, maar daarnaast hadden zij ook hele andere leefgewoontes. Zo dacht men dat zij geen geloof hadden. Nergens op het land werd een kerk of een tempel te bekennen, dus concludeerde men: 'De Hottentot is een religie-loos volk.' Wat men echter niet wist, was dat de Hottentot zijn eigen geloof had en dat zij hier geen vaste kerk of tempel voor nodig hadden.

Naast een andere taal en geloof zagen de Hottentotten er ook heel anders uit dan Europeanen gewend waren. Ze hadden een donkere huidskleur en volgens de Europeanen ook grote billen. De huid van de Hottentotten waren erg vettig en zij smeerde zich dan ook van top tot teen in met olie en vetten. Wat men niet wist was dat deze olie en vetten kon dienen als zonnebrand.
De oorspronkelijke bewoners van Kaap de Goede Hoop hoefde dus niet op veel respect en waardering te rekenen van de reizigers.

Jan van Riebeeck in gesprek met een KhoiKhoi (Hottentot)
Jan van Riebeeck in gesprek met de Hottentotten oftewel KhoiKhoi's (Mellet, z.j.)

Verversen bij Kaap de Goede Hoop

Kaap de Goede Hoop groeide uit tot een belangrijke verversingsplaats van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Om de schepen op een goedkope wijze te voorzien in voedsel werd er door de VOC-tuinen aangelegd voor het verbouwen van groente en fruit. Verder in het binnenland hield men het vee, al werd er ook nog regelmatig vee gekocht bij de Hottentotten.

Deze manier van landbouw en veeteelt was niet genoeg om ieder schip te voorzien van de juiste hoeveelheden. Daarom werd er in 1657 besloten dat voormalig VOC-personeel een stuk land kregen toegewezen voor landbouw. Het voormalig VOC-personeel werden dus boeren in Zuid-Afrika. Steeds meer mensen uit Europa kwamen op deze manier te wonen in de buurt van Kaapstad en wilden hier ook blijven wonen.

De boeren slaagden erin om voldoende voedsel te produceren en de schepen van de VOC konden bevoorraad worden en doorvaren richting Indië.

Route van de Verenigde Oost-Indische Compagnie
Iets over de helft van de route ligt Kaap de Goede Hoop. (Bataviawerf, z.j.)

Het schip heeft weer een nieuwe voorraden en jullie zijn nu halverwege de reis. Het kan nu niet meer fout gaan, of toch wel? Ga snel verder naar het volgende deel van het avontuur.

Bronnen:

Geverifieerd door MonsterInsights