Duinkerker kapers in gevecht met een Nederlands oorlogschip

Tijdens de lange reis naar Indië konden de mensen erg ziek worden. Zoals jullie weten was scheurbuik een hele gevaarlijke ziekte voor de bemanning en overleden er ook mensen aan deze ziekte. Maar niet alleen ziektes zorgden voor problemen aan boord, ook kapers, piraten en muiters waren een groot gevaar voor de schepen.

De kapers

De Nederlandse schepen, dus niet alleen de VOC-schepen maar alle schepen, hadden in de Gouden Eeuw veel te lijden onder het geweld van kapers en piraten. Vooral in Europa hadden de schippers veel te maken met kapers. Het kapen van schepen was een legale onderneming. De kapers hadden namelijk van hun eigen overheid toestemming om schepen van staten waarmee ze in oorlog waren aan te vallen. In ruil hiervoor moesten de kappers een deel van de buit afstaan aan de overheid.

In de Noordzee hadden de Nederlandse schepen vooral last van de Duinkerkse kapers. Duinkerke ligt in Frankrijk en de Franse Koning Lodewijk XIV verklaarde in 1672 de Republiek de oorlog. De Duinkerkse kapers kregen de opdracht om zoveel mogelijk Nederlandse schepen te veroveren en sloegen vaak toe voor de Vlaamse en Zeeuwse kust.

Zodra de VOC schepen veilig voorbij de Franse kust waren gevaren moesten zij direct uitkijken voor Spaanse kapers. Tussen 1621 en 1697 maakten de Spaanse kapers in totaal ongeveer 700 schepen buit, waarvan een groot deel Nederlands was.

Duinkerker kapers in gevecht met een Nederlands oorlogschip
Duinkerker kapers in gevecht met een Nederlands oorlogschip. (De Lange, z.j.)

De Piraten

De kapers kregen dus van hun overheid toestemming schepen aan te vallen. Maar er waren ook mensen die zonder toestemming van hun overheid schepen aanvielen, zij werden piraten genoemd. Het maakte voor piraten niet uit van welke overheid een schip was, als ze maar geld verdienen. Het kwam dan ook wel voor dat piraten landgenoten aanvielen.

Direct aan het begin van de reis op de Noordzee konden de schippers al direct last krijgen van Engelse piraten. Er waren namelijk ongeveer 500 Engelse piraten werkzaam in dit gebied en zij waren moeilijk te onderscheiden van een vreedzaam handelsschip. De piraten hadden namelijk meestal een hele verzameling vlaggen aan boord, waarmee ze nietsvermoedende kapiteins konden misleiden.

Zodra de VOC schepen dit deel van de reis hadden doorstaan moesten de schepen uitkijken voor nog gevaarlijkere piraten namelijk de Barbarijse rovers. Zij waren werkzaam in het Middellandse-Zeegebied.

Bewapenen tegen kapers en piraten

Om zich te kunnen beschermen moesten de VOC schepen zich bewapenen. In 1603 werd er in de 'Orde op de wapeninge en manninge der schepen' beschreven hoeveel bemanningsleden en wapens er minimaal op een Nederlands schip aanwezig moest zijn. Op een VOC-schip moesten er minimaal 8 scheepskanonnen, 6 kleinere kanonnen, 13 musketten of pistolen, 14 lange en 36 korte spiesen zijn.

Daarnaast besloten de schepen steeds vaker om in en konvooi te varen. De schepen voeren dan gezamenlijk naar hun eindbestemming, met een aantal oorlogsschepen aan hun zijde als extra bescherming.

Muiterij

Naast de gevaren van kapers en piraten kon het ook voorkomen dat er muiterij aan boord van een VOC voorkwam. Bij muiterij namen bemanningsleden de leiding over van een schip. De muiters stalen een kostbaar schip van de VOC. De meeste muiterijen bij de VOC waren uit de hand gelopen protesten tegen de slechte omstandigheden aan boord. Heel af en toe werd er wel een muiterij uitgevoerd die van tevoren bedoeld was om het schip en de lading in te pikken om er zelf rijk van te worden. De muiters moesten de lading dan stiekem verkopen en het schip werd meestal als piratenschip gebruikt.

Nu kennen jullie alle gevaren van de schepen van de VOC. Het is nog maar een klein stukje varen naar Indië. Ontdek nu waarom de Verenigde Oost-Indische Compagnie naar Indië voer.

Bronnen:

Geverifieerd door MonsterInsights